Column

Fout goud

19-02-2014 12:48

De Nederlandse politiek heeft zich er in 2000 stilzwijgend bij neergelegd dat bijna de helft van het goud dat de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Nederland hebben gestolen, nog altijd in Zwitserland ligt. Hieraan is nooit ruchtbaarheid gegeven. Deze onthulling is verwerkt in het plot van mijn nieuwe boek Fout Goud. Het boek is faction, een spannend verhaal gebaseerd op historische gegevens over de goudroof door de nazi’s en de sleutelrol die Zwitserland hierin tijdens en na de oorlog heeft gespeeld. Voor CDA-Kamerlid Eddy van Hijum is het boek aanleiding om Kamervragen te stellen over de teloorgang van de Nederlandse claim op ons oorlogsgoud in Zwitserland.

Grootste goudroof uit de Nederlandse geschiedenis

Tussen 1940 en 1945 eigende Duitsland zich al het goud toe dat nog in de kluizen van De Nederlandsche Bank lag, plus alle gouden munten die de Nederlandse bevolking in de zomer van 1940 op Duits bevel had ingeleverd. In totaal ging tijdens de bezetting 145.650 kilo goud uit Nederland naar de Reichsbank in Berlijn. Het was de grootste goudroof uit de Nederlandse geschiedenis.

De Reichsbank verkocht het goud uit Nederland en andere bezette landen om aan deviezen te komen. Die had Duitsland dringend nodig om strategische metalen en onderdelen voor de oorlogsindustrie te importeren. Aangezien de Reichsmark buiten Duitsland niets waard was, wilde Duitsland over Zwitserse franken beschikken. Tachtig procent van het gestolen goud verkocht de Reichsbank daarom aan de Zwitserse centrale bank. Zelfs tot enkele weken voor de Duitse capitulatie in mei 1945 gingen de Zwitsers door met de afname van goud van de Reichsbank.

61.000 kilo, twee miljard euro

Een jaar na de oorlog sloot Zwitserland een akkoord met de Verenigde Staten om 250 miljoen Zwitserse Franken, de tegenwaarde van 52.000 kilo goud, te storten in een pool voor “de wederopbouw van Europa”, zonder te erkennen dat het land zich schuldig had gemaakt aan heling. In ruil bedong Zwitserland dat het voor altijd gevrijwaard zou blijven van toekomstige goudclaims.

In werkelijkheid had Zwitserland zeven keer zo veel goud van de Reichsbank afgenomen. Alleen al uit Nederland ging 122.000 kilo oorlogsgoud via Berlijn naar Zwitserland. Hiervan ligt nog altijd 61.000 kilo, met een huidige waarde van een slordige 2 miljard euro, in de kluizen van de Zwitserse centrale bank.

Een fooi

In de jaren vijftig en zestig begon Nederland een juridisch en diplomatiek offensief om een groter deel van het oorlogsgoud van Zwitserland terug te krijgen, maar dat leverde niets op. In Den Haag vochten de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën elkaar de tent uit en de Zwitsers, die zich op de afspraken van 1946 beriepen, gaven geen krimp. “Zwitserland heeft het zeer aanzienlijke bedrag van 250 miljoen Franken reeds lang overgemaakt”, zei Walter Stucki, hoofdonderhandelaar van Zwitserland over de goudkwestie, en daar bleef het bij.

De Zwitserse kwestie was min of meer in de vergetelheid geraakt toen midden jaren negentig internationale ophef ontstond over het ‘Joodse goud’ en ‘slapende Joodse rekeningen’ bij Zwitserse banken. Met enorme tegenzin gaven de Zwitsers toe: de banken verstrekten 1,25 miljard dollar en de Zwitserse overheid 500 miljoen dollar om de claims van Joodse gedupeerden af te kopen. Het was een fooi zonder dat de Zwitsers erkenden ergens schuld aan te hebben gehad.

Advies genegeerd

In navolging van het buitenland stelde het tweede paarse kabinet in Nederland een commissie in om de afhandeling van Joodse vermogens te onderzoeken. Deze “Contactgroep tegoeden WO II”, ook wel Commissie Van Kemenade genoemd, deed in 2000 aanbevelingen voor de compensatie van nabestaanden van Joodse vervolgingsslachtoffers. Een apart hoofdstuk van het rapport was gewijd aan het oorlogsgoud van De Nederlandsche Bank dat zich nog altijd in Zwitserland bevond. De commissie concludeerde dat de Nederlandse claim “juridisch en volkenrechterlijk” niet meer staande te houden was. Met andere woorden: hou er maar mee op.

Het advies van een volkenrechtgeleerde om “de immoraliteit van het gedurende de oorlogsjaren willens en wetens aannemen van roofgoud” als argument tegen Zwitserland te gebruiken en onderhandelingen te heropenen, werd genegeerd.

Nu eindelijk opheldering?

Het kabinet nam de conclusies van de Contactgroep over en daarmee waren de claims op Zwitserland definitief van de Haagse agenda afgevoerd. De Tweede Kamer werd hierover niet geïnformeerd – die ging zonder een woord aan de Zwitserse goudconnectie te wijden akkoord met het rapport.

Veertien jaar later kunnen de Kamervragen van CDA-Kamerlid Van Hijum eindelijk helderheid verschaffen. Ze kunnen opheldering geven waarom het tweede paarse kabinet zonder er ruchtbaarheid aan te geven besloten heeft af te zien van de claim op 61.000 kilo goud met een huidige waarde van 2 miljard euro. En ook al zal het juridische lastig zijn het akkoord van 1946 open te breken, Nederland kan Zwitserland nog altijd publiekelijk aan de schandpaal nagelen vanwege de categorische weigering om het gestolen goud van De Nederlandsche Bank en 35.000 kilo gouden munten van de Nederlandse bevolking terug te geven.