Opinie

Fuck de Koning; Willem-Alexander en God zorgen maar voor zichzelf

11-05-2015 14:35

Hoe je als autoriteit verstandig met beledigingen omgaat, liet afgelopen week de Ecuadoriaanse president Rafael Correa zien. Correa zag onderweg door het centrum van Quito een zestienjarige jongen, ene Luis Carrera, een dikke middelvinger opsteken naar de presidentiële limousine. De president liet de stoet direct stoppen, sprong de straat op en veegde de snotneus ter plekke grondig de mantel uit: “Waar is je fatsoen, knulletje? Ik ben je president, onopgevoede rekel!” Daar zou het bij gebleven zijn, als Luis niet in het gezelschap van zijn moeder was geweest, die het niet kon laten om, nu haar opvoedkundige kwaliteiten op het hoogste niveau in twijfel getrokken werden, een van de kleerkasten van de presidentiële beveiliging een oplawaai te verkopen. Daardoor draaide het toch weer uit op een overbodige arrestatie en een werkstrafje van 20 uur – je ziet het voor je. Maar goed, Luis, tikje bleek om de neus nog, heeft echt iets geleerd, namelijk dat mensen beledigen niet grappig is en soms niet gepikt wordt. Dat moet je dus niet zo maar doen.

In de zeik staan

Beledigen en beledigd worden is een heel persoonlijke kwestie, bijna intiem. Je zegt iets of doet iets, en iemand anders neemt dat op als onheus jegens hem of tegen hem gericht. Dan wordt ie boos. Alles draait dus om de perceptie van die laatste persoon. Voelt die persoon zich niet aangesproken, dan is er niks aan de hand. Maar neemt hij of zij wel aanstoot aan wat je zegt, schrijft of gebaart, dan is er sprake van belediging. In de kern van de zaak is belediging dus, zoals de briljante jonge filosoof Jan Jaap Rietveld het ooit formuleerde, niet een kwestie van in de zeik gezet worden, maar van in de zeik gaan staan.

Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat een beledigde partij altijd een sukkel is die maar een dikkere huid moet kweken. Beledigen zit in dezelfde hoek als schelden en pesten. Er vallen geen klappen, maar het kan wel degelijk pijn doen. Wie erdoor getroffen wordt, kan er op drie manieren mee omgaan: negeren, ontwijken of, zoals Correa deed, lik op stuk geven.

Rijdende-Rechter-klucht

Belediging is zo persoonlijk en zo emotioneel beladen dat het zich bar slecht leent voor de formalistische objectivering van wet- en regelgeving. Je kunt er nu eenmaal niet over oordelen zonder aanzien des persoons. In een ouderwetse persoonlijke dictatuur is dat nog geen probleem. Staat en wet vallen er samen met de heerser, die handelt naar hoe zijn kroon staat. Alles is persoonlijk, willekeur is wet. Maar in een rechtsstaat als de onze is dat heel anders. Daar draait bijna elke procedure inzake belediging uit op een Rijdende-Rechter-klucht. Of het nu gaat om majesteitsschennis, om godslastering of om belediging van een of ander volksdeel maakt weinig uit. Als het al tot een veroordeling komt, staat de vervolgende overheid bijna altijd in zijn hemd en brokkelt diens gezag eerder af dan dat het gehandhaafd wordt, laat staan dat het zou toenemen.

Domela Nieuwenhuis…

Neem nu de oude anarchistische volksheld Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die er in zijn blad Recht voor Allen een sport van maakte om Koning Willem III te pesten. Toen hij zich in 1886 ter gelegenheid van een voorgenomen bezoek van de Koning aan Amsterdam in zijn blad afvroeg waarom men zou gaan juichen “voor iemand die zoo weinig werk van zijn baantje maakt”, was voor de regering de maat vol. Ferdinand werd opgepakt wegens majesteitsschennis en veroordeeld tot vijftig gulden boete plus een jaar gevangenisstraf. Maar Domela Nieuwenhuis ging fluks in hoger beroep en begon aan een triomfantelijke zegetocht door het hele land om demonstratief afscheid te nemen van alle afdelingen van zijn Sociaal Democratische Bond (SDB). Het werden massademonstraties, en het Ministerie van Justitie werd bedolven onder rekesten van mensen die zich aanboden om een dag, een week of een maand van Ferdinands straftijd voor hun rekening te nemen. In Recht voor Allen werd intussen alleen nog maar genadelozer de gek gestoken met de vorst.

…en koning Gorilla

En toen de majesteitsschenner een jaar later eindelijk in een Utrechtse cel zuchtte, verscheen tot overmaat van ramp ook nog de ultieme belediging aan het adres van Willem III, de venijnige artikelenbundel Uit het leven van Koning Gorilla. Dat vileine spotschrift verscheen anoniem, dus er viel niets te vervolgen. Uit pure frustratie hitste de overheid toen maar het oranjegepeupel op tegen alles wat naar socialisme rook. Zo ontketende ze vooral in het oosten en noorden van het land een drie dagen durende furie van rellen, grootschalige mishandeling en plunderingen. Het gezag had zichzelf niet alleen in zijn hemd gezet, maar had zich ook nog openlijk bezondigd aan terreur tegen een deel van de eigen bevolking. De reputatie van Willem III was niet hersteld, maar voorgoed naar de knoppen. Domela Nieuwenhuis kreeg om erger te voorkomen halverwege zijn straf stiekem gratie en werd op 31 augustus 1887 onverwachts stilletjes door een zijdeur met een treinkaartje Den Haag de gevangenis uitgebonjourd.

Gerard Reve en de ezel

Tachtig jaar later, in 1966, moest schrijver Gerard Kornelis van het Reve zich voor godslastering verantwoorden vanwege een verhaal uit zijn bundel Nader tot U waarin stond:

“En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel … , en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten… ”

Het Hof begreep welke doos van Pandora het Openbaar Ministerie had opengetrokken en besloot tot veroordeling zonder strafoplegging. Maar Van het Reve rook zijn kans en ging omgeven door veel publiciteit in hoger beroep, waar hij zichzelf gloedvol verdedigde en uiteindelijk vrijgesproken werd. Het halve land schudde gegeneerd het hoofd, de andere helft schudde van het lachen en een klein groepje ging – o, Heer waar moest dat heen – een ondeugend licht op. Dat was zeven jaar voordat presentator Joop van Tijn het volk van Nederland ietwat besmuikt voor het eerst via de televisie op de hoogte bracht van het bestaan van “het zogenaamde nö-ken.”

‘Johnson, molenaar!’

In diezelfde jaren voerde Amerika onder president Lyndon Johnson zijn verwoestende oorlog in Vietnam, waartegen hele stoeten demonstranten protesteerden onder het roepen van “Johnson, moordenaar.” In februari 1968 dreigde de overheid dat deze belediging van een bevriend staatshoofd niet langer getolereerd zou worden. Ook dat werkte averechts. Vanaf de volgende dag trok het demonstrerende linkse gespuis met een vrolijk “Johnson, molenaar” keer op keer een lange neus naar de tandenknarsende autoriteiten.

Zo volgde het ene fiasco op het andere drama, met in de laatste jaren vooral veel beschamende veroordelingen van mensen die een agent “pannekoek,” “sukkel” of vergelijkbare vreselijkheden hadden toegevoegd, tot aan de zeperd van het mislukte Wildersproces toe. Van Tijns keurig besmuikte “nö-ken” is allang een rauw uitgeschreeuwd “fuck” geworden waar niemand meer van opkijkt, maar de overheid heeft nog altijd weinig geleerd.

‘Fuck de koning’ en het OM zat ‘fokking klem’

Hoe weinig bleek toen in november 2014 een overijverige Bromsnor een verdwaalde halve zool in de kraag greep toen die bij een protestbijeenkomst in het wilde weg “fuck de koning” riep. Het Openbaar Ministerie (OM) zond de man niet heen, maar beboette hem bars met maar liefst 500 euro. Een godsgeschenk voor de betreffende aandachtsjunkie, die natuurlijk mooi niet ging betalen. Het OM zat fokking klem, om wijlen Tol Hanse te citeren. Het besloot tot grote hilariteit van gans het land tot vervolging wegens majesteitsschennis, maar werd binnen een dag door de geschrokken top van Justitie teruggefloten. Je eigen gezag ondermijnen? Zo doe je dat!

De oorzaak van al die malle en gezagsondermijnende rampspoed is het bijzondere karakter van belediging, inclusief majesteitsschennis en godslastering, als delict. Beschaafd strafrecht is gebaseerd op strafbare feiten. Zo’n feit is een daad die objectief kan worden vastgesteld, en waar geen misverstand over bestaat. Kortom: zonder lijk geen moord. Het slachtoffer speelt verder geen rol. Er hoeft zelfs helemaal geen slachtoffer te zijn, dat gebeurt wel eens bij economische delicten. Belediging gaat recht tegen alle beginselen van het strafrecht in: het is de WC-eend onder de delicten, de moord zonder lijk. Het enige delict waarbij het slachtoffer alles bepaalt, zelfs zijn slachtofferschap.

Misbruik van wetsartikelen over belediging

Bij belediging is het strafbare element geen feit maar een gevoel dat net zo min objectief vaststelbaar is als jeuk. Het is dus volslagen oncontroleerbaar. We moeten het doen met de getuigenis van de beledigde zelf, maar die is ook al van nul en gener waarde, omdat hij een enorm bevooroordeelde getuige is. Hij is slachtoffer, enige getuige en aanklager tegelijk, met als doel een veroordeling. Daarbij wordt hij gewoonlijk ook nog gedreven door gevoelens van haat en woede jegens de beklaagde.

Het is dan ook geen wonder dat de wetsartikelen over belediging voornamelijk tot oneigenlijk gebruik uitnodigen. Ambtenaren in functie, zoals politieagenten, gebruiken belediging van henzelf of bijvoorbeeld de koning als een gemakkelijke manier om lastige types even van de straat te trekken – zie bijvoorbeeld de arrestatie van de studente Johanna bij de inhuldiging van Willem Alexander, louter omdat ze in de menigte bij de Amsterdamse Dam een kartonnen bordje omhooghield. Toen Justitie een jaar of zeven geleden de in onbruik geraakte belediging van de ambtenaar in functie weer uit de kast haalde – als ik me goed herinner was dat vanwege zorgen om geweld tegen hulpverleners – stegen prompt de misdaadcijfers. Maar die stijging bleek volledig toe te schrijven aan de aangiften van een eindeloze stroom van als “sukkel”, “loser”, “klootzak”of “kankerlijer” betitelde klagende koddebeiers. Zo probeerde de politie een gebrek aan gezag te compenseren door botte en kleingeestige machtsuitoefeningen, in plaats van door haar gedrag aan te passen en te streven naar meer draagvlak en respect. Wetgeving die dat tot gevolg heeft, mag je gerust criminogeen noemen: ze helpt de misdaad niet bestrijden, maar creëert juist misdrijven.

Godslastering

Regelrecht misbruik is het normale geval bij godslastering. De beledigde partij heeft zich nog nooit beklaagd, dat doen allerlei types die op onduidelijke gronden menen een hogere waarheid in pacht te hebben. Dat soort dwingelandij jegens andersdenkenden is voor een democratische samenleving niet alleen gevaarlijk, het is ook regelrecht in strijd met het gelijkheidsbeginsel uit artikel 1 van de grondwet. Bij belediging van groepen geldt precies hetzelfde. Het zijn nooit de groepen zelf die aangifte doen en vervolging afdwingen, maar steeds belanghebbende zaakwaarnemers. Bovendien zetten de wetsartikelen over godslastering en belediging van groepen allebei aan tot slachtofferisme, iets dat zo schadelijk is voor de betrokkenen dat je bijna zou wensen dat het aanzetten ertoe strafbaar was.

Belediging is een strafrechtelijk onwerkbaar begrip en moet daarom uit het Wetboek van strafrecht, samen met de artikelen over majesteitsschennis en godslastering. Veel voorstelbaarder is dat mensen die zich persoonlijk al dan niet in hun geloof gekrenkt voelen, proberen om via de civiele rechter genoegdoening te krijgen. Er is vast wel een handige letselschadeadvocaat die ze kan helpen. Dan hou je als strafbare feiten alleen smaad over, het oproepen tot geweld en eventueel, al is het iets glibberiger, het aanzetten tot haat. Die zijn immers uitsluitend afhankelijk van de objectief vaststelbare uitingen van de aangeklaagde, niet van iemands onpeilbare privégevoelens.