Politiek

De puinhopen van rechts: Ledenpartijen zijn nuttig, ook op rechts

20-03-2015 11:10

Hoe vrij zijn Tweede Kamerleden om elk willekeurig politiek standpunt in te nemen? Er bestaat zowel een theoretisch als een praktisch antwoord op deze vraag. Het theoretische antwoord is dat Tweede Kamerleden zonder last hun oordelen vellen. De praktijk is anders: ze zijn vaak gebonden aan hun fractie door de zogeheten fractiediscipline. Zo stemt elke fractie eensgezind. Soms is er tevens een coalitieakkoord waarvan wordt verondersteld dat Kamerleden het blijven steunen.

Dat is maar het halve verhaal. De PvdA heeft de fractiediscipline goed op orde en steunt het kabinet op het gebied van bijvoorbeeld zorg en sociale zekerheid. Is daarmee voor Kamerleden de kous af? De verkiezingen laten enorme weerstand zien tegen het beleid wat de PvdA de afgelopen jaren heeft gevoerd. Gelukkig zijn de volgende verkiezingen ver weg en kan de PvdA hopen dat de economie dan weer goed draait.

Leden negeren

Dat betekent niet dat de PvdA niet meer op haar beleid wordt aangesproken. Er zijn jaarlijks partijcongressen waar leden samenkomen, er zijn tientallen bijeenkomsten in het land en er zijn wekelijks partijdiscussies op uiteenlopende plekken. Kamerleden van de PvdA kunnen al die partijleden nauwelijks ontlopen. Zelfs als Kamerleden het rustig aan doen met partijbijeenkomsten, komen er heel veel tweets, mails, brieven en telefoontjes van partijleden binnen die het ergens wel of niet mee eens zijn. Niet alleen van willekeurige burgers die waarschijnlijk toch niet op de partij stemmen, maar van de kern van de achterban.

Dat klinkt ouderwets. Een partij moet toch professioneel in Den Haag worden aangestuurd? Dan is de ledendemocratie iets van vroeger. Maar twee procent van de burgers is immers lid van een partij, de leden zijn niet representatief voor de kiezers en dus kun je ze gemakkelijk negeren. Lijkt het. Maar de leden hebben – al zeggen ze het niet continu – wel degelijk macht: zij zijn degenen die bepalen of een Kamerlid nogmaals op de kandidatenlijst kan komen. En dus kunnen Kamerleden de wensen van hun leden niet zonder meer negeren zoals ze dat bij willekeurige burgers kunnen.

Zonder leden

Dat is precies het probleem van nieuwe partijen op rechts: ze hebben vaak geen – of heel weinig – leden die de politici in Den Haag van een afstandje controleren en tot de orde roepen. Bij de LPF was de ledenadministratie een rommeltje en het aantal leden was sowieso beperkt. Trots op Nederland haalde nooit de duizend leden en de PVV heeft er maar een. De consequentie is dat de fracties van deze partijen in Den Haag veel vrijer zijn in hun standpuntbepaling dan traditionele partijen.

Zo kan het gebeuren dat de PVV op verschillende thema’s van rechts naar links opschoof en daarbij nooit rekening hoefde te houden met de achterban omdat er simpelweg weinig contact mee was. Ook kon de PVV een hele campagne wijden aan Europa in plaats van aan de islam, zonder daarbij te maken te krijgen met morrende leden. Deze voorbeelden laten ook precies zien waarom de PVV geen stabiele achterban zal krijgen: sommige van deze voorstellen vielen goed bij de achterban die de PVV nooit spreekt, andere niet. In beide gevallen neemt de PVV een blinde gok.

Een ledencongres is dan zo gek nog niet.

Dirk-Jan Keijser en Chris Aalberts interviewden afgelopen jaar betrokkenen bij de partijen op rechts zoals de LPF, Trots op Nederland en de PVV. In april komt hun boek uit over ‘De puinhopen van rechts’. Zij schrijven tot die tijd wekelijks over hun bevindingen.