Achtergrond

Studenten Bungehuis doen wat wetenschappers en bestuur verzuimen

23-02-2015 13:36

Modern moederschap, dat is Louise Gunning wel toevertrouwd. Het Bungehuis in de Amsterdamse Spuistraat, een van de gebouwen van de Universiteit van Amsterdam (UvA), waarvan Gunning de hoogste baas is, is sinds ruim een week ouderwets bezet, compleet met gebarricadeerde deuren en spandoeken van oude lakens, waarop meer democratie geëist wordt. “Daar zitten onze studenten, wier veiligheid ik niet kan garanderen,” liet NRC Handelsblad Gunning afgelopen donderdag vol roerende bezorgdheid zeggen. “Dan zie ik ze op een filmpje roken op een tussendak. Ik moet er niet aan denken dat er brand uitbreekt.” Daar keek ik echt van op! Wat je er verder ook van kunt vinden, brandgevaar zou niet als eerste bij me zijn opgekomen.

Ik heb jaren in dat gebouw gewerkt, op kamer 336 om precies te zijn, en kan getuigen dat het een oersolide bunker van beton, staal en graniet is, onverzettelijk als een graansilo, waar dankzij de goede zorgen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) geen blind paard schade kan doen – behalve op de fraai betimmerde eerste verdieping, waar het facultaire management monumentaal kantoor houdt. Het enige dat op de overige verdiepingen kon branden, was het verlangen van de onderzoekers die er werkten naar een redelijke bureaustoel en drinkbare koffie.

Rotjongens en rotgrieten

De veiligheid van de bezetters was natuurlijk ook Gunnings eerste zorg niet, ze wilde gewoon die rotjongens en rotgrieten kwijt, met hun idiote eisen. Dat probeerde ze heel even goedschiks. Op de late ochtend van 13 februari, de dag van de bezetting, fleemde ze in een open brief, kort weergegeven:

 

 

“Beste mensen, vanochtend hebben jullie de deur van het Bungehuis gebarricadeerd [vanwege een] breed palet aan zorgen over onderwijs en onderzoek. Het debat over (de organisatie van) het onderwijs en onderzoek in Nederland is waardevol en moet gevoerd worden. Wij bieden jullie graag een plek van waaruit debatten kunnen worden georganiseerd, lezingen worden gehouden en op een oplossingsgerichte en academische manier gesproken kan worden over de punten die jullie aankaarten. Het Bungehuis is echter niet de plaats. Vandaar dat wij verwachten dat jullie op zeer korte termijn het Bungehuis verlaten en dat we tezamen een andere plek vinden.”

 

Dwangsom: 100.000 euro

Het had de onoprechte gezellig samen-charme van de slang in het Paradijs, en nog diezelfde middag volgde een barse ‘mijne heren’ brief van mama Gunning, waarin ze een kort geding tot ontruiming aanzegde en de actievoerders een dwangsom van honderdduizend euro per persoon per dag boven het hoofd hing. Hon-derd-dui-zend euro. Aan studenten. Wat een onbehouwen intimidatietactiek, zo’n moeder zul je hebben!

Repressieve tolerantie

De gang van zaken aan de Amsterdamse Alma Mater was een knullige poging tot repressieve tolerantie. Dat in de jaren zestig populaire begrip werd in 1965 gemunt door de – terecht – allang weer vergeten hippiefilosoof Herbert Marcuse, die er overigens zelf eigenlijk net iets anders mee bedoelde: komt het volk in verzet, werp het dan een ongevaarlijke kluif toe om op te knauwen, en wacht tot de boel vanzelf verloopt. Of, zoals Gunning deed: beloof ze een bezemhok om eindeloos in te palaveren, debatten te organiseren, lezingen te houden en uiteindelijk met ruzie uit elkaar te gaan – probleem opgelost.

Maar het geduld dat voor geslaagde repressieve tolerantie nodig is, is Gunning niet gegeven. Op het eerste njet van de studenten (en welke bezetter die een knip voor zijn neus waard is, zou op eerste vordering terstond ‘Ja mevrouw, natuurlijk mevrouw’ knipmessen?) kwam meteen de bullenpees uit het foedraal.

Hoe anders ging het in de jaren zestig

Dat het anders en beter kan, bewezen de veel gesmade autoriteiten uit de tegenwoordig ook al iets te gemakkelijk verguisde jaren zestig. Die ontruimden weliswaar in 1969 met enig geweld het bezette Maagdenhuis, toen net als nu het hoofdkwartier van de UvA, maar bleken uiteindelijk wel over oren en gezond verstand te beschikken. Ook de bezetters van toen eisten democratisering van de universiteit, waar tot dan toe de hoogleraren het min of meer als Byzantijnse vorstjes voor het zeggen hadden. De universiteiten begonnen destijds, onder druk van de nieuwe, grotendeels gasgestookte welvaart en de aanstormende golf jonge babyboomers, net aan hun groei van selecte maar vermolmde bolwerken van een kleine elite naar de massale onderwijs- en onderzoeksfabrieken van nu. De regering zag in dat de modernisering die de studenten eisten echt nodig was, waarop KVP-minister Gerard Veringa van Onderwijs met de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB) kwam. Veel studenten ging die wet lang niet ver genoeg, maar feit is dat studenten, wetenschappelijk personeel en zelfs het ondersteunend personeel in Nederland meer te zeggen kregen dan waar ook ter wereld.

De alles aanvretende managementschimmel

Feit is ook dat de WUB een wat logge bestuursvorm opleverde die tamelijk veel ruimte bood voor onzin en geneuzel, maar in grote lijnen behoorlijk goed werkte. En misschien wel het belangrijkste: iedereen voelde zich vertegenwoordigd en onderdeel van het geheel. Maar met de opkomst van de ongefundeerde verheerlijking van het bedrijfsmatige marktdenken in de jaren tachtig kwam de grote afbraak en begon de alles aanvretende managementschimmel. De macht verschoof naar bedrijfje spelende bestuurders, die geld en het verwerven daarvan steeds centraler stelden, totdat het hele onderzoeks- en onderwijsprogramma daaraan ondergeschikt gemaakt was. Dat is de treurige toestand waarin we nu zijn aanbeland, de totale verloedering waarover de bezetters van het Bungehuis terecht de noodklok luiden – maar laat ik dat even uitleggen.

 

‘Bot gesteld is een universiteit een onderzoeksfabriek, geen diplomafabriek en al helemaal geen geldmachine’

 

De allesbepalende positie van bestuurs- en managementlagen is vanuit de gedachte dat een universiteit een groot bedrijf is heel verdedigbaar. Bij grote concerns zitten, als het goed is, de mensen met de deskundigheid en het overzicht om over de strategie te beslissen, en zo in ieders belang te zorgen dat de tent ook volgend jaar nog bestaat en floreert, hoog in de boom. Op de werkvloer staan slechts uitvoerders van de plannen en opdrachten van hogerhand. Het zijn vaak vakmensen van vitaal belang, maar ze zijn vervangbaar. Ze zijn niet bepalend voor de koers van het bedrijf.

Een College van Bestuur is een bescheiden facilitair bedrijf

Maar zo zit een universiteit niet in elkaar. Een universiteit is geen bedrijf maar een soort bedrijfsverzamelgebouw, dat onderdak biedt aan een heleboel kleine en iets minder kleine onderneminkjes die allemaal hun eigen plan trekken – instituten, vakgroepen, leerstoelgroepen of hoe ze ook mogen heten. Het zijn plannen waar bestuurders noch managers iets van snappen. Want dat is de raison d’ètre, de kernactiviteit van een universiteit: grensverleggend, hooggespecialiseerd onderzoek. Onderwijs is voor een universiteit razend belangrijk, maar alleen omdat kennis die niet wordt doorgegeven tevergeefs verworven werd, en om nieuwe onderzoekers te kweken. Bot gesteld is een universiteit een onderzoeksfabriek, geen diplomafabriek en al helemaal geen geldmachine. Bot gesteld gaat een College van Bestuur in essentie slechts over het meubilair, de verwarming en de koffievoorziening. Het is een bescheiden facilitair bedrijf.

 

Bungehuis

 

Dat had Veringa goed begrepen, maar zijn inzicht is in Den Haag volkomen vergeten. Daar heeft men via de bekostiging de universiteiten verwrongen tot diplomafabrieken en de macht bij niet op de inhoud gerichte besturen gelegd. Het resultaat is dat we 45 jaar na de WUB opnieuw met een logge bestuursvorm zitten, maar nu één die zo slecht werkt dat er bezettingen van komen, en die bovendien schreeuwend duur is. Want al die insprekers, vergaderaars en Universiteitsraadsleden van vroeger deden hun werk voornamelijk gratis. Dat kun je van de dikke managementlagen en overbemande propaganda-afdelingen van nu niet zeggen.

Een dikke leaseauto

De rot zit er diep in. Het aantal studenten per docent is in Nederland in de afgelopen 15 jaar verdubbeld, het aantal docenten/onderzoekers liep met bijna 7 procent terug, terwijl inmiddels bijna de helft van hen op een uitzichtloos flex-contractje moet werken (PDF). Hun ondersteuning liep ook nog eens met 10 procent terug – allemaal te duur, weet u wel. Maar de alles ondermijnende managementschimmel woekerde voort: sinds 1999 verdubbelde het aantal managers, en die zitten niet op een flex-contractje maar in een dikke leaseauto. Een echt bedrijf dat de overhead zo onbekommerd uit de klauwen laat lopen, was al tien keer failliet geweest.

 

‘Gekankerd werd er genoeg, maar niet één durfde er echt in de openbaarheid te treden’

 

Zo bezien is het een wonder, een beschamend wonder zelfs, dat studenten en vooral het wetenschappelijk personeel zich zo lang hebben laten koeioneren. Dat de bezetters van het Bungehuis een wonderlijk allegaartje van eisen stellen en deels aan de verkeerde deur blaffen, valt ze niet kwalijk te nemen. Daar zijn ze student voor, om te leren hoe het moet, niet om alles al te weten. Dat Gunning en haar bestuur niet verder komen dan ‘U moet in Den Haag zijn’ is daarentegen wel misplaatst, en ook laf. Nam Gunning zichzelf als bestuurder serieus, dan zou ze namens haar mensen zélf naar Den Haag gaan.

Laf speelde het personeel het boze spel mee

Maar dat studenten nu de kat de bel aan moeten binden is vooral beschamend voor het wetenschappelijk personeel, de hoogleraren voorop, die drie decennia lang verzuimden om zich tegen de kwalijke en schadelijke ontwikkelingen te verzetten. Laf speelden ze het boze spel mee, konkelend tegen hun eigen collega’s, in de hoop dat hún tentje een beetje gespaard werd, zij wél een projectje in de wacht konden slepen, hún stoel niet onder hun kont zou worden weggetrokken. Gekankerd werd er genoeg, maar niet één durfde er echt in de openbaarheid te treden.

Dat slappe opportunisme zien we nu ook weer bij het Bungehuis, waar tot groot genoegen van Gunning een onderzoekster moord en brand schreeuwt dat haar baby-onderzoek in de soep dreigt te lopen. Want ja, een bezetting levert vertraging op en baby’s hebben de onhebbelijke gewoonte om gewoon door te groeien. Maar als dat een serieus argument moet zijn, waarom plande ze dan haar tijdkritische experimenten midden in de keurig voorspelbare jaarlijkse griepepidemie? Eén onderzoeksmedewerker die koorts krijgt, en je kunt de tent twee weken sluiten. Bovendien had ze gemakkelijk de benodigde apparatuur uit het bezette gebouw kunnen ophalen en elders opstellen – dat lab van haar is verdorie CERN niet. Van de bezetters mocht het en Gunning had vast nog wel een bezemhok in de aanbieding gehad.