Reportage

Rotterdamse popscene blind voor eigen subsidieverslaving

26-11-2014 14:11

In debatcentrum Arminius vertelt Francisco van Jole dat Rotterdam een bruisend nachtleven begint te krijgen. De gemeenteraad heeft tot half vijf vergaderd over meer dan honderd moties. De opmerking is illustratief voor hoe niet-Rotterdammers soms tegen de stad aankijken: niet bepaald een stad met een verheffend cultureel aanbod. Maar wat blijkt? Rotterdam is juist de stad van de beste poppodia van Nederland en dat verdient uitbreiding. Iedereen moet meebetalen.

De Rotterdamse D66-wethouder Adriaan Visser vertelt over zijn plan: er moet een nieuw “middelgroot” poppodium komen in Rotterdam. Beginnende artiesten kunnen in Rotterdam op veel plekken optreden, maar als ze bekender worden duurt het twintig jaar voordat je ze weer terugziet in Ahoy. Er volgt een discussie over de wenselijkheid van dit nieuwe podium.

Investeren in stenen

De discussie neemt al snel een opmerkelijke wending als blijkt dat veel mensen uit de Rotterdamse popscene tegen het nieuwe podium blijken te zijn. Minke Weeda van de ‘rock ‘n roll highschool’ vertelt dat de gemeente zou “moeten investeren in programmering, niet in stenen”.

Er komen allerlei plaatsen aan bod waar in Rotterdam al goede popprogrammering is. Er zijn meerdere kleine podia en ook andere locaties worden voor concerten gebruikt: de schouwburg, de Doelen en de Maassilo. Deze woorden zijn onlosmakelijk verbonden met de vanzelfsprekendheid subsidie te krijgen. “Je moet programmering subsidiëren”, klinkt het steeds.

In de zaal vol popliefhebbers betwijfelt niemand dat er subsidie moet zijn. Een man die jaren bij Amsterdamse poppodia heeft gewerkt weet te melden dat geen enkel poppodium ooit rendabel is geweest. “Er moet altijd geld bij.”

Leuke ideeën

De D66-wethouder is ondertussen op zoek naar leuke ideeën om meer geld in de popscene te stoppen. Er is een wedstrijd uitgeschreven en iedereen met een leuk idee mag meedoen. Erg veel eisen zijn er niet, behalve dat het een middelgroot poppodium moet betreffen en dat er een gezonde exploitatie mogelijk moet zijn. De gemeente zegt – helemaal in de stijl van de bestaande poppodia – alvast subsidie toe.

Cultureel adviseur Paul van Oort heeft stevige bedenkingen. De wethouder wil graag luisteren en hoort veel goede ideeën, maar eigenlijk “zegt de stad niks”, aldus Van Oort. Er is eigenlijk helemaal geen visie waar het naartoe moet met de poppodia. De wethouder komt niet verder dan te vragen wat de mensen willen en dat dan maar te gaan doen.

De wethouder legt zich vooralsnog nergens op vast behalve dat hij subsidie wil geven. Toch merkt debatleider Van Jole terecht op dat niemand vooralsnog erg enthousiast lijkt over het idee. Meteen staan er ondernemers op die wel subsidie willen.

Subsidieverslaving

Deze discussie toont het probleem wat breder in de culturele sector wortel heeft geschoten: men is subsidieverslaafd en vindt die verslaving vanzelfsprekend. De wethouder heeft geen ideeën en geen visie, maar hij vindt het vanzelfsprekend dat cultureel aanbod samengaat met het geven van geld. Dat geeft hij graag weg.

De ondernemers in de zaal hebben allemaal een financieel belang. Ze staan voor bestaande podia die een extra concurrent krijgen en wiens toekomst dus onzekerder wordt. Zij hebben daarom een betere oplossing: zelf meer subsidie krijgen.

En tot slot de bezoekers. Zij roepen in koor dat Rotterdam “een jonge stad” is en dat de prijzen omhoog gaan als er geen subsidie is. Dan zou een kaartje “wel 35 euro gaan kosten”. Een vrouw legt het uit: “je moet kijken naar de infrastructuur van de stad, er komt iets voor de subsidie terug.” “Wat dan?” vraagt Van Jole. De vrouw antwoordt: “Cultuur!”