Politiek

Opstelten weet niet wat er is overgemaakt aan Cees H.

08-04-2014 14:57

Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) weet niet hoe hoog het bedrag is dat het Openbaar Ministerie overmaakte aan drugscrimineel Cees H. Dat schrijft hij dinsdag aan de Tweede Kamer. Hij schrijft zich te hebben gebaseerd op het advies dat het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) het College van procureurs-generaal gaf in 2000. Daarin wordt een bedrag van twee miljoen gulden genoemd.

Opstelten:

“Over wat feitelijk is overgemaakt, heb ik met uw Kamer niet gesproken. In het debat heb ik aangegeven, dat ik voor het debat geen bankrekeningen ben nagegaan. Inmiddels heb ik over deze betaling navraag gedaan bij het College. Het College heeft mij hierover bericht dat rechtspersonen (en dus ook banken) hun gegevens zeven jaren dienen te bewaren, conform artikel 10, lid 3, boek 2 BW. Die termijn is reeds enkele jaren verstreken. Banken kunnen de gegevens langer bewaren. Navraag bij de banken waar het OM destijds bankierde heeft evenwel geen resultaat opgeleverd. Daarnaast zoekt het OM in de financiële administratie en bij de ICT diensten van het OM. Sinds de jaren 2000/2001 is men enkele malen overgestapt op een ander betalingssysteem. Dit bemoeilijkt het raadplegen van de systemen.”

Opstelten zegt de Kamer later te zullen informeren.

Volgens de voormalig advocaat van H, – mr. Piet Doedens – heeft het Openbaar Ministerie in 2001 bijna 5 miljoen gulden betaald aan de crimineel. Dat bedrag is overgemaakt naar zijn advocatenkantoor, dat het geld doorsluisde naar de bankrekening van H., aldus de advocaat afgelopen vrijdag.

Het advies van BOOM

“Op 7 januari 1994 is aan H. een ontnemingsvordering betekend ten bedrage van fl. 500 miljoen gulden. Deze vordering is bij conclusie van eis op 14 juni 1994 verlaagd tot fl. 307.970.000,-. De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 1994. De rechtbank heeft toen als volgt geoordeeld: “Een nader strafrechtelijk financieel onderzoek blijkt noodzakelijk, teneinde te onderzoeken welk voordeel H. daadwerkelijk in het tijdvak 1 oktober 1989 tot en met 26 april 1993 uit de bewezen verklaarde feiten heeft genoten (mede) aan de hand van de door justitie bij H. aangetroffen vermogensbestanddelen die tot dat voordeel zijn te herleiden, een en ander onder voeging van de bewijsmiddelen die op dat voordeel betrekking hebben.” (…) “Volgens de meernoemde conclusie van eis waren indertijd ter bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen ontnemingsmaatregel vermogensbestanddelen in beslag genomen tot een bedrag van circa fl. 5.085.700,–. Inmiddels is de waarde van het conservatoir beslag gedaald tot circa fl. 2 miljoen (banksaldi Luxemburg, contant geld en sieraden). De afname is het gevolg van verkoop in België van een pand door een andere beslaglegger.”