Ahmed Marcouch, een politieke biografie

13-01-2014 14:02

dossier_marcouch_530

‘De Marokkaanse jongens hier waren zelfs elkaars moeders aan het beroven. Zo erg was het in deze buurt, voordat Marcouch in 2006 naar Slotervaart kwam,’ vertelde Mohamed Mallaouch. Hij vertrok geen spier op zijn aimabele grijze krullenkop na deze verpletterende observatie. Het was september 2010. De zomer liep ten einde en de zon was waterig. Ik stond met Mo Mallaouch, die toen 50 was, te praten op de tochtige hoek van de beruchte Hart Nibbrigstraat en de Mondriaanstraat. Dat is het hart van de Mondriaanbuurt in Overtoomse Veld-Noord in het voormalige stadsdeel Slotervaart in Amsterdam Nieuw-West.

Uit politie-onderzoek, in opdracht van de Dienst Openbare Orde & Veiligheid, bleek al in 2000 dat alle Marokkaanse jongens tussen 12 en de 24 jaar in deze buurt met één of meer processen-verbaal in de politiebestanden voorkwamen. De resultaten van dat onderzoek werden nooit naar buiten gebracht door de gemeente. Hierover later meer.

Juwelen van Marokkaanse moeders roven

Mo moest even zijn nicotinemonstertje voeden met een verse Camel. Hij was een onstuitbare prater, beschikte over een rollende schaterlach. Zijn vrijwilligersstichting voor de buurt is tien meter verderop gevestigd in een karig gemeubileerd onderstukkie met stokoude computers waar hij tal van activiteiten voor de kinderen en ouderen uit de buurt organiseert.

Mo hoorde de verhalen over die inbraken gewoon van de jongens hier in de buurt, zo schaamteloos gaat het er hier de Mondriaanbuurt en de rest van de wijk aan toe, alsof het een praatje bij de koffie-automaat over het werk betreft. ‘Zo van … Issam en Hicham hebben de moeder van Mourad beroofd.’
De Marokkaanse vrouwen in de buurt kopen van hun spaarcentjes ‘s zomers in Marokko goud en sieraden, vertelde Mallaouch. ‘Zo’n idioot die gewoon in onze buurt woont, brak bij die moeders in en roofde dan na de zomer hun juwelen.’

Ik weet hoe die buurt hier in elkaar steekt. Iedereen weet hier alles van elkaar. Het is één en al roddel en achterklap. De slachtoffers wisten dus zonder enige twijfel wie de daders waren.

‘Ze zijn gewoon bang voor die criminele jongens’

Hoe reageerden die moeders, hun echtgenotes en hun zonen daar dan op?’ vroeg ik aan Mo. Lieten zij dat dan gewoon over hun kant gaan?
‘Ze roepen allemaal dat die Marokkaanse gemeenschap hier een klotegroep is geworden. Dat klopt gewoon, vertelde Mallaouch, ‘Want ze weten hier inderdaad alles van elkaar, maar ze durven niks te doen en ze gaan ook nooit naar de politie, omdat ze gewoon bang zijn voor die criminele jongens hier in de buurt. Die angst is terecht. Het is heel treurig, maar de politie durfde hier tien jaar lang eigenlijk niet te komen.’

 

‘Alle Marokkaanse jongens tussen de 12 en de 24 jaar in deze buurt komen met één of meer processen-verbaal voor in de politiedossiers’

 

‘Ik ben niet de meest makkelijke man van Slotervaart, maar ik vertel je de dingen zoals ze zijn. Je moet heel strak en streng zijn, zoals Ahmed Marcouch. Marcouch was niet bang. Toen hij hier in het voorjaar van 2006 als stadsdeelvoorzitter aantrad, ging hij vanaf dag één aan de slag en is hier de boel gaan schoonvegen. Daarom ben ik hem gaan steunen.’

Toen we even later in zijn kantoortje in de Mondriaanstraat bij een kop koffie ons gesprek vervolgden, vertelde ik Mo Mallaouch over dat onderzoek van de gemeente, jaren eerder, waaruit bleek dat alle Marokkaanse jongens tussen de 12 en de 24 jaar in zijn buurt met één of meer processen-verbaal in de politiedossiers voorkwamen. Voor dat onderzoek werd niet gezocht in het peiljaar, maar naar antecedenten over een periode van jaren.

‘Jezus Christus…echt waar?’ riep Mallaouch uit met een bulderende lach. ‘Ha, ha…Jezus Christus allemachtig! Begrijp je nu waarom ik Marcouch steun? Hierom dus. Niemand deed tientallen jaren iets. Hij wel. Ik schaam me dood man, echt waar. Ik schaam me kapot. Ik lach wel, maar ik moet natuurlijk janken. Ik ben hier zelf dag en nacht bezig om wat aan die beroerde situatie te veranderen, maar het blijft natuurlijk gewoon heel, heel erg!’

Mohammed B., Samir A, de gebroeders B. en Bilal B.

Vlakbij de plek waar ik met Mo Mallaouch stond, in de galerijflats van de Hart Nibbrigstraat en in de zijstraten, woonden jarenlang Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, zijn familie en de eveneens veroordeelde Samir A., en zijn familieleden. Dit is de wijk waarover Samir A. in de Volkskrant liet optekenen: “Ik woon in een buurt waar kinderen oorlogje spelen met echte luchtdrukwapens, waar openlijk geld wordt ingezameld voor Afghanistan.”

Zes van de veertien leden van de Hofstadgroep woonden, volgens de gegevens van het stadsdeel, bovendien in of rond de Hart Nibbrigstraat, samen met hun ouders, broertjes, zusjes. De Hofstadgroepsleden congresseerden, volgens de AIVD, regelmatig in de woning van Mohammed B.
Ahmed H., huisgenoot van Mohammed B., werd in een later stadium door de rechtbank veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens terroristische activiteiten.

Wilders-adept

In diezelfde Hart Nibbrigstraat woonde de criminele tweeling Mohamed en Ahmed B., die een waslijst van zware criminele feiten hadden gepleegd, maar die desondanks jarenlang met klakkeloos verlengde verblijfsvergunningen in Nederland verbleef. In 2008 bepleitte Marcouch dat deze boosaardige spitsbroeders naar Marokko uitgezet zouden worden en werd hij vervolgens door enkele Kamerleden aangevallen en voor Wilders-adept uitgemaakt. In het voorjaar van 2013 werden ze zonder enig gerucht alsnog uitgezet.

In weer een andere zijstraat, een paar honderd meter verder, bevond zich de woning waar Bilal B. woonde, die op de zondagmorgen van 14 oktober 2007 om half twaalf het politiebureau aan de Postjesweg in Slotervaart binnenstormde en twee politie-agenten probeerde dood te steken en vervolgens werd neergeschoten door een derde collega die te hulp schoot.

Mondriaangroep

De Mondriaanbuurt was en is ook de bakermat van de zwaarste criminele straatgroep in Slotervaart, de Mondriaangroep, die gemiddeld tussen de twintig en dertig leden kent.

Deze groep werd al vanaf eind jaren negentig, tijdens het bewind van Marcouch’ voorganger, stadsdeelvoorzitter Henk Goettsch (PvdA), berucht doordat hij jarenlang dagelijks passagiers en vooral buitenlandse toeristen met het nodige geweld van hun bagage beroofde op het naburige Station Lelylaan en op de Schiphollijn.

Vogelariaanse krachtwijk

Een reuze gezellige buurt dus, de Mondriaanbuurt, waar de namen van de moderne kunst-avant garde uit de vorige eeuw een geheel nieuwe connotatie krijgen.

De Mondriaanbuurt is een extreem voorbeeld van een Vogelariaanse krachtwijk, waar wel erg veel criminaliteit, religieus en seculier extremisme was geconcentreerd, maar eigenlijk zijn er overal in Nederland wijken die hard op weg zijn om een Mondriaanbuurt te worden. Van Arnhem tot Tilburg, Ede, Culemborg, Rotterdam, Eindhoven, Utrecht en Den Haag.

 

‘Dit was Nederlandse apartheid in de praktijk, aangestuurd door de gezamenlijke woningcorporaties’

 

Het begin

Dit verhaal begon ruim vier jaar eerder met de verzending van een e-mail door een hoge beleidsambtenaar waar mijn nekharen recht van overeind gingen staan.

” Het is hier in verschillende buurten van Slotervaart een enorm zootje,’ schreef de beleidsambtenaar in onverbloemde taal. ‘Er zitten hier een groot aantal agressieve en criminele Marokkaanse jongens, vooral in de Mondriaanbuurt. Die flats in Overtoomse Veld-Noord staan al acht jaar op de nominatie om gesloopt te worden. Sinds die tijd doet woningcorporatie Rochdale er niks meer aan. Rochdale heeft vrijwel uitsluitend Marokkanen in die flats gezet, althans voor 90 procent. De ramen tochten, er zit schimmel in de douche, de deuren sluiten niet goed en de portiekverlichting is kapot. Er wonen soms wel veertig Marokkaanse en andere allochtone kinderen aan één trap. Het zijn vier- tot vijfkamerwoningen met een oppervlakte van 55 vierkante meter. Een deel van de kinderen is nu boven de twintig en woont nog steeds thuis. Het testosteron druipt van de muren en het vuil wandelt van de trappen. Bij de flats van de Karel Klinkenbergstraat in de wijk, ook van woningcorporatie Rochdale, halen de Marokkaanse jongens na tien uur het bier uit de struiken en gaan zuipen, waarna zij de ruiten van de flats inkeilen. In Overtoomse Veld heerst ook een rattenplaag, doordat de bewoners hun vuil en etenswaren uit hun flats in de struiken gooien. De woningcorporatie doet daar niets aan, want zij vinden dat dit gedrag “bij de Marokkaanse cultuur” hoort. “

Een maand voor deze e-mail, op 2 mei 2006, was de voor velen volslagen onbekende Marokkaan Ahmed Marcouch aangetreden als stadsdeelvoorzitter, de voorzitter van het driekoppige Dagelijks Bestuur en werd daarmee de eerste Marokkaanse ‘burgemeester’ van Nederland. Vanaf de zomer van 2006 ging ik Marcouch en de ontwikkelingen in Slotervaart volgen.

Apartheid

De Mondriaanbuurt in Overtoomse Veld-Noord heeft een paar straten met kleine rijtjeswoningen en de rest bestaat uit galerijflats met vijf lagen. Omdat er op buurtniveau geen cijfers bestaan over de etnische afkomst van bewoners, besloot ik zelf eenvoudig veldonderzoek te doen en de schotelantennes van die flatgebouwen te gaan tellen. Al snel deed ik het omgekeerde en telde het aantal flats zónder schotelantenne, want dan was ik heel snel klaar. Als we de schotelantenne als een sterke indicatie van de allochtone herkomst van de bewoner beschouwen, dat was hier anders dan bijvoorbeeld in Aerdenhout of Blaricum ongetwijfeld het geval, dan hadden we in deze buurt te maken met een waarachtig allochtonengetto. Ik telde dichtheden van 98 procent en hoger.

Dit was Nederlandse apartheid in de praktijk, aangestuurd door de gezamenlijke woningcorporaties. Wellicht niet het klinkende resultaat van bewuste beleidsplannen, maar wel toegestaan door de lokale en gemeentelijke overheden en colleges onder het motto: ‘We stonden erbij, keken ernaar en haalden onze schouders op.’
Veel van dergelijke buurten heb je trouwens ook in de voormalige stadsdelen Osdorp en Geuzenveld.

Chagrijnige haatkoppen

Toen ik in de zomer van 2006 voor het eerst in Overtoomse Veld rondfietste kwam ik binnen tien minuten een paar honderd kinderen tegen, in meerderheid allochtoon, Marokkaans en Turks. Heel af en toe zie je Surinaamse of Hollandse kindjes. De meeste meisjes doen normaal tegen je. Ze groeten je terug en lachen naar je. De jongetjes niet. Die kunnen je niet eens aankijken. Ze kijken vrijwel allemaal nurks of boos.

Met een groot deel van de oudere Marokkaanse jongens is het helemaal mis, merkte ik in de maanden en jaren daarna. Er lopen hier echt honderden chagrijnige haatkoppen rond. Opgeschoren slapen, zogenaamd gevaarlijk kijken en altijd boos. Er komt immer een vloek of een fluim uit hun mond. Je ziet ze in heel Nieuw-West.

Die drie stadsdelen bestaan nu niet meer. Ze gingen in het voorjaar van 2010 op in het grote nieuwe stadsdeel Amsterdam Nieuw-West.

Morgen in het tweede deel van dit eerste hoofdstuk onder andere:

 

” Die moeders helpen hun zonen met het verstoppen van de buit en verbergen de Uzi’s van hun zonen in de linnenkast. Ik heb daar menig rechercherapport en telefoontapverslag over gelezen. […] Volgens Marcouch waren veel Marokkaanse ouders ‘zogenaamd onwetend’, omdat hun criminele zonen een dubbelleven leiden en thuis altijd zo lief en beleefd waren. Tot het moment dat die jongens opgepakt werden en de politie plotseling voor hun deur stond. Hij herinnerde zich een keer dat zij ‘s morgens vroeg een woning binnenvielen en door de ouders werden uitgemaakt voor racisten. De politie moest altijd weer de Marokkanen pakken. De kamer van hun zoon was op slot. De ouders kwamen daar nooit. Toen ze die kamer doorzochten vonden ze twee pistolen en een doos met vijfduizend gulden aan contanten onder zijn bed. ‘Die pistolen kwamen daar niet vanzelf,’ constateerde Marcouch, ‘Veel gestolen goederen worden hier in Overtoomse Veld in de boxen van de flats verborgen, waar die ouders van hun zonen ook niet mogen komen. Weten ze het dan niet? Kom op joh! Er gaat een hele generatie Marokkaanse jongens verloren, als deze criminelen niet wordt opgepakt en aangepakt. “

 

Lees ook: de inleiding en een praktijkcasus.